Elk boek heeft zijn verhaal


‘Hey Stoner, da’s lang geleden. Alles ok met jou?’
‘Ja hoor, Jelena, alles ok, dank je. Alleen een beetje moe. Het zijn drukke tijden, maar ik klaag niet. Beter zo dan dat onze bladeren aan elkaar kleven hé. En jij?’
‘Alles ok, dank je,’ knikt Jelena. Haar bladeren ritselen opgewonden. ‘Ook drukke tijden. Gisteren weer zo één die haar tranen niet kon inhouden. Het was een zondvloed die helemaal op mij geland is. Normaal gezien kan ik daar niet tegen, dat is niet goed voor mijn perkament, maar nu vond ik dat niet zo erg. Lekker fris bij deze hoge zomerse temperaturen. Heb jij dat ook soms?’
‘Ja, deze week was zwaar,’ knikt Stoner. ‘Weer zo’n stoere bink die dacht mij even zonder verpinken aan te kunnen, maar ook hij heeft het niet droog kunnen houden.’ Gegniffel weerklinkt. ‘Ze denken het allemaal, maar als ze op het einde zien hoe eenzaam William geworden is, kan niemand zich inhouden.’
‘Klassiek,’ lacht Jelena. ‘Ik ken het.’ Haar bladeren waaieren open. ‘Ik moet weer een nachtje drogen.’
‘Kan ik me voorstellen, Jelena,’ klinkt het wat verderop. ‘Jouw verhaal is dan ook nog een stuk erger.’
‘Hey, ben jij dat Bonuszoon?’
‘Ja, ik ben het.’
‘Wow, jou zien we hier ook niet veel. Da’s echt lang geleden.’
‘Ja, sorry, ik zou best wat meer hier willen zijn, maar ze gunnen me geen rust. Gisteren hebben ze mij zelfs uit het karretje met teruggebrachte boeken gepikt. Meegesleurd nog voor ik weer in het rek geraakte.’
‘De mensen hebben geen geduld meer. Maar zei je gisteren? En je bent al terug?’
‘Klopt, die vrouw heeft mij in één ruk verslonden. Ik heb een paar keer naar adem moeten happen, zo snel ging ze.’
Djeezes, zwaar.’
‘Ja, maar dat was het ergste niet…’ Het blijft een ogenblik stil.
‘Wat is er Bonuszoon? Ze heeft je toch niet mishandeld?’
‘Ja,’ klinkt het stil.
‘Nee, wat? Toch geen… geen ezelsoren?’
‘Ik vrees van wel. En alsof dat nog niet genoeg was, heeft ze ook mijn rug gebroken. Ze wou met één hand kunnen lezen en heeft mij meerdere malen gekraakt.’
‘Echt waar hé, de mensen hebben geen respect meer!’ roept De donkere kamer van Damocles. ‘Nog een geluk dat ze jou zo snel uitgelezen heeft. Dan kon ze niet veel ezelsoren zetten.’
‘Nee, maar toch twee.’
Damn, echt niet ok,’ zegt De donkere kamer.
‘Nee, dat is niet ok,’ klinkt het van de andere kant van het rek. ‘Maar, en ik wil het niet minimaliseren hé Bonuszoon, ik weet dat het pijn doet, maar wat ik heb meegemaakt, is toch nog erger.’
‘Vertel, Imagica. Je stem trilt. Het moet erg geweest zijn.’
‘Ja, ik ben er nog niet goed van.’
‘Deed het pijn?’
‘Ja, maar op een andere manier. Het deed twee keer pijn, al was de eerste keer de ergste.’
‘Vertel, mijn bladeren rillen er van.’


‘Wel, ik ben vorige week meegenomen door een jongen die net achttien geworden was. Dat zag ik op zijn bibliotheekpasje. Ik heb hem hier al een paar keer gezien, een grote fan van Stephen King.’
‘Die verlegen blonde jongen met de zwarte bril?’ roept Het uit het vak met spannende boeken.
‘Die ja. Hij heeft jou een paar weken geleden verslonden, niet?’
‘Ja, en ik denk dat ik weet wat je gaat vertellen. Ik heb het niet zelf meegemaakt, maar wel zien gebeuren. Verdorie, zeg dat het niet waar is,’ fluistert Het. ‘Meen je dat?’
‘Wat jongens? Vertel het gewoon,’ roepen Het Parfum en Het Smelt in koor.
‘Wel,’ gaat Imagica verder. ‘De jongen, Lars heet hij, denk ik.’
‘Klopt,’ roept Het.
‘Wel, Lars was in zijn kamer aan het lezen toen zijn stiefvader wild naar binnen stormde. Ik kan natuurlijk niet ruiken, maar ik zag aan zijn gedrag dat hij serieus boven zijn theewater was. Hij strompelde naar binnen, viel bijna over een stoel en liep op de jongen af. Deze kromp in elkaar en mompelde iets in een taal die ik niet machtig ben, maar blijkbaar is zijn antwoord behoorlijk verkeerd gevallen bij de stiefvader. De man sleurde mij uit de handen van de jongen en sloeg mij een paar keer hard op zijn hoofd. Dan heeft hij mij in de hoek van de kamer gegooid en is zonder nog iets te zeggen naar buiten gestormd.’
Een ritselende huivering trekt door de bibliotheek. Plots is het muisstil. De stripverhalen voelen hoe hun papier wil krimpen. Zelfs de horror boeken, die nochtans heel wat gewoon zijn, weten niet meer wat te zeggen.
‘Verdomme man,’ fluistert The Foundation uit het sci-fi rek. ‘En jij bent een behoorlijke klepper. Dat moet hard aangekomen zijn.’
‘Ja.’ De stem van Imagica trilt en knispert hevig. ‘Het deed behoorlijk veel zeer. De jongen huilde van de pijn.’
‘Dat geloof ik. Meer dan een kilo boek tegen je hoofd kan niet anders dan hard aankomen,’ zegt Het huis met de geesten hees.
‘Ja,’ knikt Imagica. ‘Al denk ik dat het feit van het slaan meer pijn deed dan de slag zelf. Als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Helemaal,’ fluistert De jongen in de gestreepte pyjama.
‘Net wat ik toen gezien heb,’ zegt Het. ‘Het was een stripverhaal, iets van Suske en Wiske denk ik. De strip kwam niet zo hard aan als jij, maar de blik in de ogen van de jongen was vreselijk.’
‘En jij?’ vraagt Het meisje in de trein na een korte, zware stilte. Haar stem trilt. ‘Dat moet jou toch ook pijn gedaan hebben?’
‘Ja, dat deed pijn, maar de pijn op het gezicht van die jongen was het ergste. Ik voel de klap toen ik zijn hoofd raakte nog constant door mijn bladeren zinderen. Dit vergeet ik nooit.’
‘Er bestaan toch echt barbaren,’ roept één van ‘De Zeven Zussen.’ ‘Ben je beschadigd?’
‘Niet echt. Mijn rug doet een beetje zeer, maar het gaat wel.’
Een doodse stilte vult de ruimte tussen de rekken. De vrolijke vertellingen van de ervaringen van de afgelopen dagen zijn verdreven door het wrede verhaal van Imagica.
Lange tijd blijft het doodstil. Dan breekt een luide kuch de stilte in stukken. Ingehouden zuchten vliegen tussen de bladeren naar buiten.
‘Weet je wat mij is overkomen?’ fluistert Grand Hotel Europa.
‘Toch niet erger dan het verhaal van Imagica, hoop ik?’ vraagt Anna Karenina.
‘Zo erg was het gelukkig niet. Dat heb ik nog niet meegemaakt en ik hoop dat het nooit zover zal komen.’ Grand huivert. Zijn cover kraakt ongemakkelijk. ‘Gelukkig zijn dat de uitzonderingen. Maar ik moet toch ook zeggen dat ik me even helemaal niet goed gevoeld heb.’
‘Hebben ze jou pijn gedaan?’ vraagt De beproeving.
‘Pijn deed het niet echt.’ Een knisperend geluid rolt tussen de rekken. ‘Maar het voelde ook niet goed.’
‘Wat dan? Zeg het gewoon. Of wil je ook een thriller worden?’ grijnst Het.
Een rimpeling van ritselende bladeren fladdert door de bibliotheek.
‘Je bent goed Grand,’ roept Pilaren van de Aardemet hoge stem, maar een thriller ben je toch niet hoor.’
‘Ja ja, heel grappig,’ bromt Grand.
‘Vertel,’ klinkt het in koor.
‘Wel, ik was dus rustig bezig zoals ik graag bezig ben. We zaten op het terras, de zon scheen lekker op mijn bladeren. Soms zelfs een beetje te veel. Even heeft ze mij laten liggen met mijn tekst in de volle zon. Ik was bang dat mijn letters zouden verbleken, maar gelukkig heeft dat niet te lang geduurd. Ik was gewoon mijn verhaal aan het doen, goed op dreef en de pagina’s volgden elkaar vlot op.’
‘Da’s toch super!’ roept In Hechtenis. ‘Da’s toch geen reden om te klagen.’
‘Oh, maar ik klaag niet over de zon. Dat was helemaal niet zo erg. Was het dat maar wat mij overkomen is. Nee, het was echt wel erg. Echt hoor.’
‘Komaan zeg, Grand,’ roept De wereld volgens Garp. ‘Zoals Pilaren al zei, je bent geen thriller, doe dan ook niet alsof je er een bent. Kom to the point. De climax. Afronden. Zeg gewoon wat er gebeurd is. Als we spanning willen, zullen we wel iets van Stephen King lezen.’
‘Dank je,’ roept Carrie lachend vanuit het aanpalende rek.
‘Komaan,’ gromt Cujo. Zijn diepe basstem doet de rekken trillen.
‘Nu!’ gilt Misery. ‘Als je tips wil, zullen we jou graag helpen, maar vertel nu. Wij willen wat rusten, het is veel te warm met onze bladeren open.
‘Ok, ok,’ bromt Grand. ‘Ik zal het vertellen.’
‘Eindelijk,’ zucht De kracht van geduld.
Een nieuwe lach rolt door de bibliotheek.
‘Wel, zoals ik al zei, ik was goed op dreef toen de jonge vrouw die mij behoorlijk gretig aan het verslinden was gek met haar hoofd begon te draaien.’
‘Hoezo gek?’ vraagt De Vliegeraar.
‘Laat hem nu vertellen, alsjeblieft,’ sneert Koning van Katoren met krakende stem.
‘Sorry, ik...’
‘Zwijg, Vliegeraar. Grand, vertel! En wat luider graag, ik versta er bijna niets van. Vooruit, voor ik helemaal gek word.’
‘Euh, zeker. Dus ze begon met haar hoofd te draaien en plots, ik denk dat het door de zon kwam die recht in haar ogen scheen, loste ze een gigantisch salvo in mijn richting.’
‘Wat voor salvo?’ vraagt De Da Vinci Code.
‘Moet ik er een tekening bij maken?’ gromt Grand. ‘Snot, tiens.’
Een galm van walging trekt door de rekken.
‘Ah nee, vies.’ ‘Walgelijk.’ ‘Dégoutant,’ weerklinkt aan alle kanten.
‘Ze heeft het toch opgekuist, mag ik hopen?’ roept Dolores Claiborne. ‘Of moet ik haar een bezoekje brengen?’
Krakende geluiden van het lachen stijgen op langs alle kanten. Boeken rollen en duwen tegen elkaar, sommigen zo hard dat de rekken beginnen te wankelen.
‘Wel,’ zegt Grand. ‘Niet echt.’
‘Meen je dat? Vies!’ roept Harry Potter. ‘Zo vies.’
‘Ik weet het, maar ze had de pagina net gelezen en heeft het blad gewoon omgedraaid.’
‘Ah, echt waar, zo vies. En dat zit nu allemaal in jou?’ gruwt De naam van de roos.
‘Ja. En het wordt nog erger. Ze was net een kom chips aan het eten en haar mond was nog niet leeg. Maar die details zal ik best achterwege laten zeker?’
‘Graag,’ gromt Trots en vooroordeel.
‘Dat is vies, dat is zo vies. Dat wordt een drama voor de volgende klant die jou wil verslinden,’ zucht Jane Eyre.
‘Klopt. En denk je dat ze er iets van zegt als ze mij terugbrengt? Nee hoor. Wat praatjes over koetjes en kalfjes en dan zo snel mogelijk weer naar buiten. ‘De wagen staat in de zon, het is zo warm, ik kan niet blijven,’ riep ze nog. Echt waar, gewoon oneerlijk, de zomer zo misbruiken. En mij zo misbruiken. Ik word er niet goed van.’
Alle boeken huiveren. Dit is niet zo erg als wat Imagica overkwam, maar ook dit wil niemand meemaken. Dit is zonder twijfel een prominent lid van de top drie van de boeken gruwelhitlijst, samen met gebroken ruggen en ezelsoren. Dit raakt hen in hun diepste zijn.
De gruwel over het gebrek aan zorgzaamheid en de wreedheden van de mensen waart rimpelend door de bibliotheek. Een luide klap doet iedereen opschrikken.
‘Ik ben ok,’ roept De kolibrie. ‘Een plankje lager, niets erg.’
Zenuwachtig gelach zweeft door de ruimte. Meeleven voor Lars en Imagica kruipt over de bladzijden. Huiveringen doen de covers krimpen als ze denken aan hoe vies Grand zich moet voelen als plots een diepe zucht de stilte verbreekt.
‘Wie zucht daar?’ vraagt De Hobbit.
‘Ik ben het,’ klinkt een zwakke stem. ‘De oude man en de zee.
‘Wat scheelt er, Oude man? Ben je ook mishandeld?’
‘Nee, gelukkig niet.’
‘Wat dan? Je wordt toch vaak uitgeleend? Ik kom je in elk geval veel tegen in het retourkarretje?’
‘Uitgeleend word ik, ja.’
‘Maar wat? Lezen ze jou niet?’ vraagt De Hobbit met angst in zijn stem.
Overal om hen heen valt het ritselen stil. Ze weten wat er komen zal.
‘Na een paar bladzijden leggen ze me weer weg.’
Deze vreselijke woorden snijden als een mes door de ruimte, bladzijden ritselen zenuwachtig, covers klappen dicht. De vierde nachtmerrie van elk boek ontvouwt zich in hun midden.
‘Oh nee,’ roept De boekendief. ‘Dat meen je niet. Jij, een Pulitzerprijs winnaar? Dat kan toch niet?’
‘Ik vrees van wel,’ zucht De oude man. ‘Niet altijd, gelukkig. Maar de laatste maanden minstens tien keer.’
‘Nee,’ rolt een gezamenlijke huivering door de ruimte. Niemand weet wat ze moeten zeggen om De oude man te troosten. Het is de nachtmerrie waar ze allemaal bang voor zijn, zonder onderscheid tussen fictie en non-fictie, tussen genre of volume. Het lot dat hen ooit allemaal te wachten staat.
Opnieuw verzinken de boeken in diepe gedachten. Angst voor dit vreselijke fenomeen waart tussen de gevulde rekken als een snik de stilte aan flarden rijt.
‘Wie weent daar?’ vraagt De schaduw van de wind.
‘Ik.’
‘Wie?’
‘Ik, De kleine vriend.’
‘Dat is lang geleden dat ik jou nog gehoord heb,’ zegt De schaduw van de wind. ‘Jij bent zeker constant op reis bij onze lezers.’
‘Was dat maar waar.’ Een nieuwe snik weerklinkt.
‘Hoezo? Jij bent toch populair?’
‘Ooit wel, toen ik net uitkwam.’ De bladeren van De kleine vriend knisperen ongemakkelijk. ‘Maar de laatste jaren ben ik niet meer buiten geweest. Ik weet niet hoe de wereld er nu uitziet. Ik weet niet meer wat de mensen graag lezen. Ik weet niet wat ik moet doen.’
‘Oh, maar dat is geen probleem kleine vriend. Ik wil je met alle plezier helpen om je daar tegen te wapenen,’ klinkt opgewekt.
‘Wie zegt dat?’
‘Ik, De edele kunst van not giving a f*ck,galmt door de bibliotheek. ‘Ik kan je daar veel tips voor geven.’
Een luide lach doet de rekken daveren.
‘En ook jou, Oude man, wil ik met veel plezier wapenen tegen zulke vreselijke ervaringen. Zodat je weer met opgeheven cover naar je lezers kan.’
‘Dank je,’ fluistert deze met trillende stem.
‘En ook aan dat trillen gaan we iets doen. Je bent dan wel oud, maar nog lang niet versleten. Niet met een Pulitzerprijs op zak. Niet zolang ik in de buurt ben.’
Een opgeluchte lach rolt door de bibliotheek. Ervaringen worden verder uitgewisseld tot de eerste zonnestralen van een nieuwe, warme dag aarzelend door de blinden kruipen.
‘Het is tijd, vrienden,’ roept Alle tijd. ‘Rust nog wat. Het wordt ongetwijfeld weer een drukke en boeiende dag.’
‘Ik hoop het,’ fluistert De kleine vriend.
‘Hey, heb je niet geluisterd?’ zegt De edele kunst. ‘Ik ga je helpen.’
Een laatste gefluisterd “dank je” weerklinkt voor alle bladeren tot rust komen.
‘Tot vannacht,’ roept Het oneindige verhaal.
‘Tot vannacht,’ klinkt ritselend uit alle rekken, voor de kaften gerecht worden en de eindeloze rijen boeken vol ongeduld wachten tot de deuren openzwaaien. Tot ze de mensen weer mogen begeleiden op hun zoektocht naar ontspanning en dromen. Op hun reizen en geestelijke verrijkingen. Tot ze hun lezers mogen helpen in het verbeteren van hun leven.
Ze zijn klaar voor zij die eindeloos willen genieten van de dromen die auteurs vol overgave aan het gewillige papier hebben toevertrouwd.
Gespannen kijken ze uit naar nieuwe ontmoetingen, naar nieuwe verhalen om vannacht te vertellen.

Terug naar boven